U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ogen"
Resultaten 181 - 200 van 295
- oog: Hij is zo kwaod, hij hef het witte van de ogen dwars veur het gat zitten (Broekhuizen)
- oog: De haand veur de ogen holden
- oog: Aine de ogen oetsteken
- oog: Ie mut gien schieve ogen maken
- oog: Geef je ogen gooud de kost (Gasselte)
- oog: Wat de ogen ziet, kunt de haanden maken
- oog: Hij hef de ogen groter as de boek (Hoogeveen)
- oog: Hij hef de ogen nog niet vol
- oog: Het zal oe in de ogen druppen as het règent, mien jong, het zal oe der naor vergaon (Hoogeveen)
- oog: Ene naor de ogen kieken (Hijken)
- oog: Het wark mot je niet in de ogen wassen
- oog: Het gres gruit de koenen in de ogen
- oog: Ik huif veur gieneine de pette ien de ogen te trekken
- oog: Ogen in eerdappels (Anderen)
- oog: Haken en ogen (Balloo)
- oog: Met dobbeln moej hoge ogen gooien (Barger Oosterveld)
- oog: Niks is goud in de ogen (Tweede Exloërmond)
- opstaon: Maer zolange ouns de ogen opstaot, krig ounze Jantien det niet gedaon
- opzetten: Hie zette grote ogen op (Odoorn)
- padde I: Zij vertelden dat de padden je in de ogen kunden miegen en daj der dan blind van kunden worden (Padhuis)