U zocht voorbeeldzinnen met daarin "over"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 181 - 200 van 500
- fietern: Die aolde kèrel is nog zo smu, hie fietert der over (Sleen)
- fietsbeugel: Over de ket haj een fietsbeugel, dan kreej de boks der niet in (Sleen)
- fikken I: Woj een tik over je fikken hebben? Blief is 'n maol van die blooumen aof (Eext)
- fileseferen: Der wordt nogal veul over voetbal filesefeerd (Klazienaveen)
- fitse: Daor is gien fitse meer van over
- fladdern: De stront die fladdert over 't bak
- flank: Vroouger gaven ze de peerden een slag met de leide over de flank (Norg)
- flappen: Hij flapt met zien slim been over de straot (Rolde)
- flarde: Daor blif gien fits of flaar van over (Westervelde)
- flittern: Die flittert der aordig over (Wapserveen)
- floddern: Jonge vrouwlu floddert over straot (Emmen)
- floddern: As de boeren an het ieren bint, dreit ze de kraan van de tank lös en laot ze het over het land flot (Weerdinge)
- flodderwark: Dat is ja flodderwaark, jong, binj veul te roeg over gaon (Vries)
- foggeln: Hij foggelt der mal over mit zien zere poot (Barger Compascuum)
- fokseln: Wat fokselt dat wicht der over, het hef ja ok zuk nauwe rokkies an (Eext)
- fotse: Daor bleef gien fotse van over (Sleen)
- gaarde: Hol hum de gaar over de rug (Balloo)
- gaffel: Ik zal dij over de gaffel laoten daansen
- gal: De galle luup mij over
- gal: Het peerd hef in draod zeten, die holdt er een gal van over (Exlo)