U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vuur"
Resultaten 181 - 200 van 243
- verleiden: Mit Paosen gaot de jonges vuur verleiden langs de slootswal (Broekhuizen)
- verleiden: Verbuten of het vuur verleiden (Wapse)
- verlopen II: Deur de wind is oes het vuur verlopen
- verpokeln: Non hej het vuur hielmaol verpokeld, het is oet (Sleen)
- verpokeln: Wij bint an het sloten uutbraanden en verpokelt het vuur ieder keer wat wieder (Broekhuizen)
- verpoten: Het vuur het zuk verpoot (Oosterhesselen)
- verpoten: Het vuur verpaoten op een wallegie of in een sloot (Stuifzand)
- versteken: Vuur versteken (Emmer Erfscheidenveen)
- verstoken: As het boekweitveld vrogger ofbraand weur, mussen ze het vuur geregeld verstoken (Weerdinge)
- vertogen: Vuur vertogen mit bente (Zuidwolde)
- vlam: Alles stund in vuur en vlam (Weerdinge)
- vloktörf: Mit een ring van vloktörf en die glunige kolen was vuur anmaken dan maar een haandumdreei
- voetkussen: As het aordig kaold was, leden ze vrogger een kussen veur het vuur um de voeten op te zetten (Emmen)
- vuur: Ze deden het vuur in de doofpot (Hollandscheveld)
- vuur: De kinder waren an het vuur buten, ...vuurtien buten
- vuur: Hij kreeg een kop as vuur (Beilen)
- vuur: Hij lop niet hard, al hef e het vuur ok in de broek
- vuur: Vuur en rook holden
- vuur: Zie hebt het vuur in de schörstien
- vuur: Hij leup zuk het vuur oet de sloffen (Barger Compascuum)