U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wark"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 181 - 200 van 500
- hachelijk: Dat was nogal hachelijk wark (Schoonlo)
- hakkenkruk: Dat is een hakkenkruk in zien wark (Nieuw Dordrecht)
- hakselsnien: Hakselsnien was zoer wark (Padhuis)
- half I: Een goed begin is het halve wark (Coevorden)
- halfgebakken: Most goud wark maken en nich zo halfgebakken as de veurige keer (Barger Compascuum)
- halfgebakken: Begun mor wèer opnei, dit is halfgebakken wark (Hijken)
- halfsleten: A'k wat smerig wark heb, dan heb ik nog wel ies een halfsleten jasse an (Fluitenberg)
- handig: Dat is haandig in het wark
- handig: Dat wark dat stiet hum handig (Sleen)
- handreken: Veurlopig zörge wij veur de handreken, maar kiek ies uut naor hölpe, want het wark komp zachiesan (Ruinerwold)
- handtast: Het is mar een haandtast wark (Ruinerwold)
- haostig: Aj alles niet altied zo haostig deden, was oen wark aordig netter (Noordscheschut)
- happien: Dat wark is heus gien happien (Exlo)
- harfst: *As de harst komp in het laand/Is het wark an kaant (Hoogeveen)
- hart I: Ze deden dat wark met hart en ziel
- haver: Het wordt tied det hij weer wark krig, de
- hebben: Hij hef het wark erop
- heiden I: *Een heiden bekeren is christelijk wark, een christen bekeren is heidens wark (Hoogeveen)
- helderop: Ik wil dommies nog helderop an het wark (Fluitenberg)
- helderweg: Hie hef der lang wark met, mor helderweg komp e der klaor met (Sleen)