U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gauw"
Resultaten 201 - 220 van 455
- kruupnetel: Aj ien keer kroepnettels in de tuun hebt, hej ze daor nog zo gauw niet weer uut (Meppel)
- kuup: De koepe moet er gauw in, want aanders zakt het gat in (Roderwolde)
- kwart: Kwart veur sluus, aj hard loopt bi'j gauw in huus (Dwingelo)
- langbien: Die langbeeinder was gauw op stee (Norg)
- langsgaon: Dai dag is der gauw langs gaon
- langzinnig: een Lankzinnig mens wordt niet gauw kwaod (Schoonebeek)
- lankmoedig: Hie mokt niet gauw roezie, hie is nogal wat laankmoedig (Anderen)
- lantern I: Ik wil mij eerst nog even gauw lantern (Padhuis)
- lichem: Een gezond lichem genes gauw (Sleen)
- lichtelijk: Ze zullen lichtelijk wal gauw es kommen (Roderwolde)
- lichtgeraakt: Dai man is nogal lichtgeraokt, hai is gauw op tonen trapt (Eexterveen)
- lied: Hij hef zien leedtien gauw ezungen
- liggen: Die lat het der niet gauw bij liggen
- lobbes: Het is zo'n goeie lobbes, het is hum al gauw goed (Kerkenveld)
- lonten: Ik heb die boks even gauw an mekaar lont (Padhuis)
- lös I: De koe stiet hielemaole lös, nou kalft zij gauw
- loutern: Ik wil mij eerst nog even gauw loutern (Padhuis)
- luibert: We kriegen gauw regen, want de luibert is zo grauw as de mieter (Zuidlaren)
- maldarteln: Schei toch oet te maaldarteln, der komp zeker gauw slecht weer (Gieten)
- malkop: Hij is gauw hellig, het is zo'n malkop (Zwiggelte)