U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kan"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 201 - 220 van 500
- bluistern: Dende kan beter hen hoes gaon dan dat e daor nog langer stiet te bluistern (Stieltjeskanaal)
- boeheer: Allend een bouwheer kan een bouwherenpannekouke bakken (Nieuw Schoonebeek)
- boeien: Dat bouk kan mie nich boeien (Barger Oosterveld)
- boer I: Den boer kan gien lieke vore plougen (Barger Compascuum)
- boerenbedrog: Veur zo'n beetien geld kan dat niet, het is boerenbedrog (Hijken)
- bokkesprong: Mit dat kleine beetie geld, wat hie krig, kan hie gien bokkesprongen maken (Hoogeveen)
- bokseln: Hij kan niet scheuveln, hij bokselt mor wat
- boksemboord: Hie kan net boven de boksemboord oetkieken
- boksloot: Een boksloot is hier een ziedsloot van een wieke, zo bried dat er een bok in kan varen (Hoogeveen)
- bolpink: Een pinkbol is een jonge stier en een bolpink is een pink, die wat leeftied betreft bij de stier kan (Oosterhesselen)
- bommen II: Het kan mij niks bommen
- bongeln: Oons pap kan altied zo liggen te bongeln (Balloo)
- bonk I: Mien va hef een bonke veen ehuurd, kan hie mooi zölf de braand graven (Hollandscheveld)
- bonker(d): Den bonkerd kan de ploeg wal trekken (Stieltjeskanaal)
- bonkig: Wat is dat een bonkerig peerd, die is zo mager, hij kan mit de ribben wel twaalf uur bengeln (Geesbrug)
- boog: *De baoge kan niet altied gespannen wèzen (Ruinerwold)
- bos I: Hij kan zo mooi oet de bos kommen
- bots I: Die kan nog wel een botsien lieden
- bots I: Het kan nog wel een botsien lieden
- bottern: Laand, daor men flink van bottern kan