U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mooi"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 201 - 220 van 500
- damp I: As der 's aovends daamp aover het laand is, kriew miesttied de aander dag mooi weer (De Wijk)
- dauwen: As het 's nachts goed dauwt, is het daags vaak mooi weer (Oosterhesselen)
- deern: Dat is een mooi deerntje (Valthermond)
- dek: Der zit een mooi dek op het hoes
- dekken I: Die pannen dekt mooi en vlug (Eext)
- deksels: Hij kan deksels mooi vertellen, mor ok duvels liegen (Sleen)
- deun: Hij ken wel een mooi deuntje vertellen
- deupmus: Aj hen deupen gungen har het kind een deupmus op. Die was van hiel mooi kant (Sleen)
- deurdragen: Zie hebt hum mooi het darp deurdragen (Sleen)
- deurdrammen: Het is non mooi west en ie moet er niet langer over deurdrammen (Hijken)
- deurroesten: De achterkaante van de kachel is mooi deur eroest (Fluitenberg)
- deurschienend: Op deurschienend papier kuj mooi plaaties overtieken (Ruinerwold)
- deurtrekken: As ze die weg nou is deurtrokken, dan kreeg e mooi ansluting op de hoofdweg (Roderwolde)
- diköpper: Het heui stiet mooi in diköppers, wij kunt ze zo ophalen (Sleen)
- dobbe I: Wai hadden altied mooi drinkwaoter veur de kuien in die dobbe (Peize)
- dodder I: Hij is al mooi in de dodder (Klazienaveen)
- doen II: Dat is mooi van doen, aj je zo gedraagt
- doeve: Dat is een mooi doevie
- doezendschoon: Hij haar een mooi paarkie met doezendschoners (Roderwolde)
- dòffien: Hij hef een mooi doffien had, een mooie cent weer ekregen van de belasting (Meppel)