U zocht voorbeeldzinnen met daarin "niet"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 201 - 220 van 500
- anmeten: Ik kan hum niet anmeten (Stieltjeskanaal)
- annimmen: Je kunnen niet alles annimmen, wat er zegd wordt
- annimmen: Die beuze motte wil de keunen niet annemmen (De Wijk)
- annimmen: Het poppie wil (de börst) niet annemen (Dwingelo)
- annimmen: Het peerd wil het bit niet annimmen (Emmen)
- annimmen: Het is heur dochter niet, zij hebt heur as klein kind al an enèumen (Ruinerwold)
- annimmen: IJ moet je niet neugen laoten, mar annimmen (Stieltjeskanaal)
- annusseln: Die schöt niet op, die zit aal an te nusseln (Anloo)
- annusseln: Ik murre nou wel annusseln, aans koon'k niet klaor (De Wijk)
- anpakken: As ze je wat geven wilt, moej het niet anpakken (Coevorden)
- anpappen: Aj met hum anpapt, hoef ie bij mij niet weer te kommen (Erica)
- anpassen: Hij mut het niet anpassen iedere keer zo'n lawaai te maken (Fluitenberg)
- anpassen: IJ mut mij niet anpassen um hen die meid te gaon (Sleen)
- anpassen: Dat meuj mij nou niet weer anpassen, daj zo weggaot (Ruinen)
- anpeerdjen: Wai mugt wel wat anpeerdjen, aans kow niet kloor (Eexterveen)
- anpeutern: Ie mut wat anpeutern, aans kowe niet klaor (Hollandscheveld)
- anpietsen: Niet zo stief anpietsen! (Hollandscheveld)
- anpoten: Even anpoten, jong, aans kooj niet klaor (Dwingelo)
- anpoten: Ik bin verkolden. Kom niet te dicht bij, ik kan je zo anpoten (Sleen)
- anpresenteren: Non moej je niet aal anpresenteren laoten