U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dag"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 221 - 240 van 500
- koekeloeren: Die vrouw zit de haile dag veur het glas te koekeloeren (Roden)
- koffiepot: Hij zit de hiele dag achter de koffiepot
- kört II: Het was kört dag
- kraan: Hij hangt de heile dag an de krane
- krank: Jaan kun wel krank wezen, ik heb hum al een dag of wat niet zeein (Eext)
- kroeg: Hij zit de godganse dag in de kroeg (Roderwolde)
- krom: Ik heb vandage de hele dag an het kroeme iezer estaone
- kromiezer: Ik bin mu, ik heb hiel dag achter het kromiezer lopen (Sleen)
- krooier: De krooier haar de hele dag drok wark um de törf op het dreuge te brengen (Hijken)
- kuggeln: Der zal wel wat an mankeren, want hij kuggelt de heil dag an (Vries)
- kuur: Hie krig nog 'n kuur op de aolde dag
- kuuschern: Hai kan nait veul meer, maor kuuschert de haile dag toch nog maor wat an (Peize)
- kwartiesdag: In de dierentoene in Emmen was het de leste dag, dat e open was, kwartiesdag (Barger Oosterveld)
- lammenteren: Zij lopt de huile dag te lamenteren en te klaogen, gein mens het 't zo slim as zij (Emmer Erfscheidenveen)
- langsgaon: Dai dag is der gauw langs gaon
- lebait: Jaan is vast lebeeit, ik heb hum al een dag of wat niet zeein (Eext)
- leggen: Die hen leg um de aandere dag (Sleen)
- lekspeen: As een koe een lekspeen hef, dan drupt die de hiele dag. De tet is
- lienmeel: De vaarkens kriegt elke dag een beetie lienmael (Diever)
- likken: Lig er niet umme toe te likken, vèur de dag der mit