U zocht voorbeeldzinnen met daarin "groot"
Resultaten 221 - 240 van 281
- slobben: Die schoenen bint mij te groot, die slobt mij an de bienen (Oosterhesselen)
- slobbern: Dei schounen bint te groot, zai slobbert mie om de vouten (Zuidlaren)
- sloepen II: De schounen binnen mai te groot, ze sloepen mai om de vouten (Norg)
- sloepen II: As de schoenen te groot bint, kuj der uut sloepen (Wapserveen)
- smokkeln: De lap stof was niet hielemaol groot genog veur mien patroon, mor ik heb hier en daor een beetie smo (Hooghalen)
- snepel I: Snepers waren vrögge zachte appels, groot van stok (Hoogeveen)
- snert-: Wat een snartwinkel, ze verkoopt nog niet iens een groot koevort (Noordscheschut)
- soldaot: Der is gien oorlog zo groot of er blif wel een soldaot over (Roderwolde)
- spalling: is een niet te groot en niet te vet varken (Wapserveen)
- spieten II: Aj klein bint, wi'j graag groot wèen en aj groot bint, spiet het oe daj niet meer klein bint (Hollandscheveld)
- spil II: Der woonden een paar dikke boeren, de meesten harren het spil niet zo groot (Ruinerwold)
- splinter II: Splinter (...) As ze graven worden, bennen ze even groot as zwarte törf en as ze dreuge waren, dan (Klazienaveen)
- sprikkendrager: Een sprikkendrager is een grote bosmier, die mit behulp van takken een groot nust bouwt (De Wijk)
- steekiezer: Die jong hef een groot steekiezer in de buus (Eext)
- stemming: De uutslag van de stemming kwamp op een groot bord te staon (Ruinerwold)
- stienhoop: Waor de bargies en stienhopen/Op de heide groot en wied...
- strien: *Groot spreken en wied strieden is gien kunst veur eine, dei het kent (Barger Oosterveld)
- stropketting: An een ströpketting hej een groot oge zitten (Zuidwolde)
- taofellaken: Ie bint nog te klein veur het taofellaken en te groot veur het servet (Pesse)
- toe I: Daor is het daarp te groot toe