U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klein"
Resultaten 221 - 240 van 320
- rèren: Hij reert as een klein kind (Schoonoord)
- reurte: Der was een klein reurtien op de mark (Ruinen)
- ribbe: ...is een klein soort zeinde (Hijken)
- riegeeg: Een riegeeg is een klein eegie met tanden, die tusken de riegen deurgeeit. Hie lop van smal an de ve (Eext)
- riezig: Hie is zölf maor klein, maor hie hef een grote, rijzige vrouw (Borger)
- roepien: Kom hier mor hen, mien klein roepien (Hijken)
- rumen: Het pingat is te klein, dat moej wat roemen (Nieuw Dordrecht)
- sabbelboordtie: Toen mien zeune klein was, mus e altied een sabbelboordtie hebben (Coevorden)
- sallemander I: Een sallemander is een klein rond kacheldie mit een hekkie der veur (Dwingelo)
- sausie: Het is een lust veur het oge zo'n klein aapien een sausemangel te zien oppeuzeln (Meppel)
- schele: Een schele is een klein vissie met een koppel lange stiekels (stiekelbaorsie) (Eext)
- schipperskachel: een klein potkacheltie (Hijken)
- schithak: Wij zegt wel schiethak tegen een parmantig klein kind (Ekehaar)
- schoddergat: Een klein dik
- schóffeln II: Zie is een klein , kregel wiefien ...en schoffelt hiel het darp deur
- schommel: Een klein dik wiefie nuimt ze wel een schommelie (Gasselte)
- schotterbrook: Wacht ies, ik zal oe kriegen, klein schotterbrook (Ruinen)
- schribbe: Der is een klein schribbegie bij
- schrouwgien: Dat is zo'n klein schrouwgien van 'n wichtien, mar het kan nog wal groter worden, want de wereld is
- schruwen: Muj um zo'n klein splintertien zo schrouwen (Ruinerwold)