U zocht voorbeeldzinnen met daarin "liggen"
Resultaten 221 - 240 van 243
- vergriepen: Laot dat spul liggen en vergriep je niet an die rommel (Oosterhesselen)
- vergunning: Ik har mien tebak in de vergunning op taofel laoten liggen (Sleen)
- verkrupen: Mooi liggen blieven en niet verkrupen (Sleen)
- verroesten: Dat pakdraod verroest je, aj dat daor liggen laot (Eext)
- versmarten: Aj het grös al te lange in zwillegies hebt liggen of as het alle dagen règent of zo, dan giet het (Hollandscheveld)
- vlinderknippen: As boer past het joe niet um daegs bij de weg te liggen vlinderknippen (Smilde)
- vlint: (...) met 'n vlint een blok ompikken waor de centen op liggen
- voel I: Veur old voel laoten liggen is: niks an gelegen laoten liggen (Hollandscheveld)
- voetenèende: Hie hef aaid een deken op het voetenèende liggen (Zweelo)
- waol I: Hie is moddervet, hie hef een waol op rug liggen (Anderen)
- weerhalen: Ik heb de schup nog op het laand liggen, kuj mij die even wèerhalen?
- weersem: Wai hebben het gras in weersems liggen (Roderwolde)
- weideland: Dat stuk graslaand laow van het jaor liggen as weidelaand veur het jongvee (Westdorp)
- wind: De wind geeit liggen (Anderen)
- witgoed: Wij hadden het witgoed op bliekveld liggen (Drouwen)
- zaniken: IJ moet niet zo liggen te zaniken (Borger)
- zao I: Wij hebt het land te zao liggen (Zweelo)
- ziendertied: Zienertied komp oons dat ding toch wel van passe, laot het maor liggen (Smilde)
- zoep: te zoep en te biet liggen
- zolter: Die zolter, die hef het gewicht nog niet, die mot nog virtien dagen liggen (Sleen)