U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zet"
Resultaten 221 - 240 van 424
- overzetten: Ik zet de ketel even aover op het eerste gat
- p: Zet hum de p dichte
- P.S: Ik heb der nog even een P.S. under zet (Sleen)
- pal I: De dommekracht zet ij vast met een pal. Ok een geweer, dan kan e niet ofgaon (Sleen)
- paniek: Jong, zaai niet zo'n paniek, zien moe zet je wel een haak an de boks (Eexterveen)
- pannebier: As ze bij oes een huus bouwt en zij bint op het hoogste punt, dan zet ze een meiboom op en dan komp (Havelte)
- papier: Zet mij dat even op papier (Dwingelo)
- pappen: As hie gevaor zet, giet hie pappen (Elim)
- pèerd: Zij hebt hum op peerd zet
- peut: Wai hebben een mooie peut zet
- pieper(d): Zet de piepers mor vast op, met een haalf uurtie bin ik der wel (Eext)
- plaatstoof: Zet de voeten maor op de plaetstove (Dwingelo)
- plagge: Asse wij een brödse kiepe op eier zet, doew der een dikke plagge onder (Ruinerwold)
- pleverkoek: Bij een begraffenis wurden der aaid pleverkouken op taofel zet (Eext)
- ploeg II: Daor hebt ze een hiel ploeg warkvolk an de gang zet (Geesbrug)
- poffen I: Die trekker steeit zo te poffen; zet hum mor oet (Gieten)
- poos: toer, zet
- poot I: zet
- poot I: Zet oe pote der even onder
- popslaon: Met popslaon weur een stropop midden in de ruumte zet. Ien van de kiender kreeg een blinddoek veur e