U zocht voorbeeldzinnen met daarin "alle"
Resultaten 241 - 260 van 341
- sierkool: De roepen hebben alle sierkool opvreten (Roderwolde)
- Sint-Juttemis: as alle kalver gek op het is danst
- sjorren: Wie mossen uut alle macht sjorren om het van stee te kriegen (Emmer Erfscheidenveen)
- slaot: De slakken vreet oens alle slaot op (Havelte)
- slik I: Hij haar alle soorten slik te koop (Peize)
- snuien II: Dat hondtie sneu(i)de alle huzen langes (Vledder)
- soortig: Een soortige koe is goed kaant an alle kaanten en daor zit wel een goed gier onder (Geesbrug)
- staot II: As alle staoten de grenzen is sleuten, wat mussen wij dan met oes botter
- stoeien: Die kinder zit altied te stoeien; alle stoelen zint al kepot (Sleen)
- stoeven: Het zand stöf alle kanten op (Padhuis)
- stokkien: Nou alle gekheid op een stokkien. Dust mit of nich? (Barger Oosterveld)
- stouwen: Alle törf in dat
- strabantig: Ik heb slim strebantachtig haor (...) dat alle kanten op wil, behalve de goeie
- streepgooien: Mit streepgooien worde bij de strepe een huusien etekend. Aj daor in mikten, haj alle centen of tjoe (Meppel)
- strontbak: De strontbak lekt an alle kaanten (Beilen)
- stut II: Dat wicht is toch zo'n stutte, die lat zich dèur alle jongen bedondern (Hijken)
- tantezegger: Alle tantezeggers nuimt heur bie de veurnaam (Barger Oosterveld)
- tegaar: Mit alle tegaar argens naor toe (Stuifzand)
- tempteren: Die harde wiend hef oons alle bloemen tempteerd
- tenslotte: Tenslotte bint de plannen zo uutvoerd, dat alle partijen tevreden waren (Gieterveen)