U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bij"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 241 - 260 van 500
- bij II: Hij möt ongeveer bij de tachtig ween (Padhuis)
- bij II: Het is bij twaalf
- bij II: Wij hebt het koren bij
- bij II: Hie löp der bij an
- bij II: Ie mut bèter mikken; ie gooit alle eerpels bij de maande an
- bij II: Hie lop bij de fiets an (Oosterhesselen)
- bij II: Hij is ter bij in
- bij II: Hij is goed bij de tied (Ruinerwold)
- bij II: Bij aander steden hebt wij hier gien waoter had
- bij II: Ik musse vrogger bij lochten weer in huus wezen (Stuifzand)
- bij II: Het pèerd bij de hingst doen (Sleen)
- bij II: Hij dut er wel wat bij
- bij II: Bij! Het peerd of de ko kreeg dan een schup tegen de poten (Hijken)
- bijbrengen: Der is aordig bij ebracht bij de verkoop (Zuidwolde)
- bijdrongen: Dat pèerd drongde aaid bij, ij kunden der haost niet met over de brugge kommen (Sleen)
- bijgaffeln: Wij hebt 't weer wat bij egaffeld (Wapserveen)
- bijhalen: Wij mut het koren even bijhalen, bij de dörskaste
- bijhalen: Haalt oen bienen ies wat bij, ik kan der niet langes (Ruinerwold)
- bijheuien: Aj de gien bij mekaar harkt, det was bijheuien (Ruinerwold)
- bijheuien: As de zwadden met de vörke bij mekaar gooid wèurden, dan mus ie der met de rieve achteran en bijhe (Hijken)