U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geven"
Resultaten 241 - 260 van 348
- pikbal: Ie zulden die rottige kadde een pikbale geven (Emmer Compascuum)
- pil: Za'k joe een pille in de kont geven (Klazienaveen)
- plaots: Ik heb die kaaste een aandere plaetse geven (Dwingelo)
- ploegbaos: De ploegbaos mus het wark verdelen en een beetie leiding geven (Geesbrug)
- prakkezeren: Daor moet wij nog eerst even over prakkezeren; daor kun wij zo maor gien antwoord op geven (Emmen)
- prei: As vrogger een koe staon bleef met het voel, wuur vaak gekookte prei geven veur het lössen (Zwinderen)
- prent: Bie de eerste communie hebben wie elk van de familie een prentje geven (Emmer Compascuum)
- puntbedek: Ie magt um die appel te schellen mien mes lienen, mar ie mut mij wel een puntebedek geven (Hoogeveen)
- raak: Ik heb hom een slag geven en dat was goud raok (Roden)
- rammel: Hij hef hum een beste pak rammel geven (Vledder)
- raod: A'k oe een goeie raod mag geven, gaot er niet hen (Ruinerwold)
- recht II: Gieneein wol der recht veur oetkommen, wel opdracht geven har (Eext)
- reet I: Za'k joe een schop in de reet geven? (Klazienaveen)
- rei II: Hie hef een rei haand van geven
- rekenschap: Daor huuf ik joe gien rekenschap van te geven; dat is mien verantwoording (Klazienaveen)
- rekenschap: zuk rekenschap geven
- rekenschap: Hij mout zich der goud rekenschap van geven dat het neit weer gebeurt (Vries)
- rekken II: Ik wil het oe wel geven, mar ik kan oe niet rekken (Wapserveen)
- resten: Der restte mij niks aans as hum maor geluk te geven (Beilen)
- ribbe: Wie zult hum is flink wat op de ribben geven