U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lopen"
Resultaten 241 - 260 van 407
- onneudig: IJ moet niet onneudig deur de rogge lopen (Sleen)
- onvoldoende: Ze hebt er onvoldounde rekenschop mit holden dat hij nich lopen kan (Barger Oosterveld)
- oplopen: De priezen begunnen op te lopen (Tweede Exloërmond)
- opstrieker: Met extra mooie kleren lopen te pronken, dat is een opstrieker (Oosterhesselen)
- optree: As de optree kört is, kuj wat makkelijker hen boven lopen (Gieten)
- overal II: Wij hebt er overal al um lopen, maor wij hebt het wal kregen (Borger)
- pak I: Hej goed eslaopen? Dan kuj mit het pak lopen
- pak I: Hej goed eten? Dan kuj mit het pak lopen
- parmantig: Het is een parmantig kèreltien; hie kan zo parmantig lopen (Sleen)
- passen: Op een begrafenis in een spiekerbroek lopen, dat past niet (Noordscheschut)
- pèerdegres: Tussen de middag mugt de pèerde even in het pèerdegres lopen under de bomen
- pelen: Die kinder lopen daor an de weg te pelen (Klazienaveen)
- permoter: Moej die promoter is zeein lopen; net of e börgmeester van hoounderstad is (Eext)
- petroelie: Wij hadden de hiele naacht petroelie lopen, wij waren doodmu (Borger)
- pier I: Daor hej ok een lange piere lopen (Klazienaveen)
- pikantigheid: Oet pikantigheid hef e de hiele boel in het honderd laoten lopen (Hooghalen)
- pikeur: Moej hum zeen lopen, wat een pikeur! (Balloo)
- ploetern: Wij hebt wal een uur deur de snei lopen te ploetern (Zwiggelte)
- ploffen: Die zwaore Belgen ploften ok zo bij het lopen (Hollandscheveld)
- poeier: Deur het lopen had ik vaak een blikgat. Wat poeier der op en klaor is Kees (Hoogeveen)