U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stuk"
Resultaten 241 - 260 van 352
- schraankeln: Schraankeln is zigzag over de akker gaon en ieder maol een stuk opnei metnemmen (Eext)
- schudden: Ik kan mie veur dat dikke stuk gekookte spek wal schudden (Barger Compascuum)
- siepeltrien: Mien grootva snee oet een stuk holt een poppekop mit een lange hals. Door weur dan een lief anmaakt (Barger Compascuum)
- slegel: Het körte stuk van de vlegel is de slegel (Emmen)
- slim: een slim stuk raive (Emmer Compascuum)
- slistern: Mit een stuk laai van de olde karke slisterden wie altied over het water van de wieke (Barger Compascuum)
- sneidrevel: Het vroor, het sneide en der stun een dik stuk wind; daorum hadden wij een beste sneidrevel (Eext)
- snoeven: De neuze lup mij an ien stuk deur; ik kan wel an het snoeven blieven (Ruinerwold)
- sodemieter: Der moet een nei stuk lood under. Het lekt
- spek: Dat stuk spek is aordig galsterig (Anderen)
- spekschrapsel: Een stuk roggebrood mit spekschraapsel is lekker (Roswinkel)
- speulder: Het was een mooi stuk, en der zaten ok goeie speulers in
- spiegellamp: Een spiegellamp was een lampien met een stuk spiegelglas achter de brander (Schoonebeek)
- splieten: Dat stuk holt wil niet splieten (Gasselte)
- spolten: Een stuk holt spolten
- spolten: Dat stuk holt is spolten
- spoorholt: Een spoorstok is het middelste stuk van een eventer
- steek: Dit stuk van de keel met de steek er in wuur 's aovends nao het slachten eten. Vaak was der femilie (Sleen)
- stienpikker: Een stienpikker muken wij van een stuk meulenstien en die muken wij koegelrond (Sleen)
- stokvis: Mien vrouw hef de stokvis in de kachel gooid; die keek hum veur een stuk holt an (Sleen)