U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vent"
Resultaten 241 - 258 van 258
- verrekken: Laot die vent verrekken met zien praoties! (Erica)
- verroesten: Verroest toch, vent (Hoogeveen)
- versacherijnen: Die vent versacherijnt hielemaole (Hoogeveen)
- verslieten: Wat hef die vent al een wichter versleten
- vertuten: Die vent hef altied raere vertuten (Wapserveen)
- vervallen II: Die vent is zo stark; aj in zien knaoken vervalt, binj niet best of (Beilen)
- veurkommend: Een vlotte vent, beleefd en veurkommend (Havelte)
- vort II: Het is gek, zoas die vent er met vort kan
- waanzin: Het is waanzin, wat die vent wil, het kan zien dood wal worden (Barger Oosterveld)
- waoghals: Die vent is aordig driest, het is een waoghals (Broekhuizen)
- wèerderd: Wat een wèerpuil, die vent (Dwingelo)
- windboks: Hie is gien windmaoker, die met hopen pohé zuk vertoont, maor een eenvoudige, flinke, degelke vent
- woepster(d): Wat een gedrèeide kerel, een woepster van een vent (Emmen)
- wonderlijk: Die vent dat is een wonderlijk kuken (Weerdinge)
- wrok I: Hie hef een wrok tegen die vent (Weerdinge)
- zien I: Wij hebt nog niet vake zo'n mispunt van een vent eziene (Hoogeveen)
- zoegen: Wat kan die vent toch vervelend zoegen! (Kerkenveld)
- zwadde: Die zwadde van een vent hef alles verzeupen (Elim)