U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wark"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 241 - 260 van 500
- krukkelig: Wat doe je dat wark krukkelig (Norg)
- krummeln: Die man kan niet opschieten mit het wark, het blif krummeln (Uffelte)
- kwaod II: Het is een kwaoie in het wark (Sleen)
- kwastig: Ik duur dat wark niet te doen, het wordt mij te kwastig (Oosterhesselen)
- lam I: Wat is dat jao lam wark (Fluitenberg)
- landanmaker: Door bint landanmakers an het wark (Odoorn)
- langwielig: Krodde zichten was een laankwielig wark (Havelte)
- langziedig: Dat peerd is mie te langziedig, dat is nich wat veur het zwaore wark (Barger Compascuum)
- lankmoedig: Het is een la(a)nkmoedig wark (Sleen)
- leeg I: Een straotmaker hef het wark lege bij de grond (Ruinerwold)
- leeg I: *Het meiste wark is leeg bij de grond (Norg)
- lèerschoel: Het was goed, dat e daor an het wark west hef, dat was een goeie lèerschoel veur hum (Sleen)
- lichem: Zuk zwaor wark blif je niet in het lichem zitten
- licht III: wark giet mij vandage licht of (Stieltjeskanaal)
- liek III: Aj de tuun inzèeit met de liende, kuj liek wark maken (Zwinderen)
- liek III: Wij hebt liek wark maakt
- links: Dat wark stiet hum links (Zuidwolde)
- listig: Ie mut wel ies listig te wark gaon, aj oen doel bereiken wilt (Hollandscheveld)
- loeren I: Ik heb de hiele dag al um het huus lopen te loeren, mar ik kan gien wark meer vinden (Klazienaveen)
- lomperd: Het is een lomperd in het wark, hij kan gien gereedschop hebben, of hij brek wel wat (Koekange)