U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 241 - 260 van 376
- piepekrul: Wat hef dat wicht mooie piepekrullen (Barger Oosterveld)
- piepjong: Dat wicht möt trouwen en het is nog piepjong (Sleen)
- pierenschieter: Wat is het een pierenschietertie, dat wicht; eein poest en het is vort (Eext)
- pierig: Wat is dat een lang en pierig wicht (Emmen)
- plakkaot: Wat hef dat wicht een groot plakkaot op de börst
- podde I: Dat wicht hef almaol podden in 't gezicht (Oosterhesselen)
- poedel: ...mit dat wicht (Roswinkel)
- poeier: Dat wicht hef een dik stuk poeier op het gezicht
- poemel: Dat was vroouger een slaank wicht en het is nou een dikke poemel, ...pommel (Balloo)
- prakkezeren: Wat is dat met oos wicht; ik heb het geveul dat ze prakkezèert
- proek: Mèens, wicht, wat heb ie nog een dichte pruuk haor (Beilen)
- proel: Dat wicht kik aaid zoer, wat een proel (Schoonebeek)
- proel: Dat wicht is zo'n proel, daor zal nooit een lachie ofkommen (Eext)
- proels: Dat wicht kik altied even proels toe (Vries)
- promokkel: Wat is dat wicht een promokkel! (Roden)
- pronkstaart: Dat wicht is een pronkstaart, die hef zien hiele hebben en holden an en um (Sleen)
- rad I: Dat wicht is zo gek as een rad
- regel I: Oes wicht hef ieder keer weer last mit de regels (Roswinkel)
- riebewies: Van een wicht, woor nog wal is wat vuil te versieren, wordt wal zeg: Door is een riebewies bie (Nieuw Schoonebeek)
- riek I: Kom vanaovend mor even langs, wicht, dan he'k het riek toch allend (Hijken)