U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goed"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 261 - 280 van 500
- fienikster: Het is wel een fienikster, maar het nemp goed ien (Ruinerwold)
- fienmaken: Die grond moej eerst goed fienmaken veurdaj begunt te poten (Klazienaveen)
- fienstampen: IJ moet de zwieneerpels eerst goed fienstampen (Wijster)
- fieseltien: Het is wel een gefiesel, mar der möt nog een klein fieseltien of en dan is het goed (Wapserveen)
- fiksen: Dat hef hij hum goed efikst (Zuidwolde)
- fladderig: Het is fladderig goed (Sleen)
- fladdern: Het goed fladdert an de lien (Sleen)
- fladdern: As de knollen fladdert mit de Möppeler markt, dan kunt ze nog goed worden: dan pakt de wiend ze, da (Zuidwolde)
- flarterig: Det goed is veul te dunne, het hangt veul te flarterig dale (De Wijk)
- flessenlaompien: Det flessenlaompien hef het aordig goed edaone (Ruinerwold)
- floddern: As Möppeler mark de knollen floddert, kunt ze nog goed worden (Zuidwolde)
- floddersoep: Het was wel floddersoep, maor het smaakte goed (Noordscheschut)
- floep I: Het goed was in een floep dreug (Sleen)
- floepen I: Aj de carbidlanteern niet goed of esleuten harren vrogger, dan kun hij lillijk floepen aj hum op wol (Koekange)
- flumig: Dat sap is niet goed mèer, het is flumig (Sleen)
- foebelig: Wat hej oen goed weer foebelig zitten (Elim)
- foek I: Zij hebt de foeke goed lös staon, as der nou maor iene bet (Zuidwolde)
- foezeln: Goed oprumen is ter niet bij, hij foezelt alles mar an iene bulte (De Wijk)
- fokken: fokt goed (Sleen)
- fos: Ik had de hoekgarf legd en de fos der oettrukken, en toen goed vastzet (Emmen)