U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hebben"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 261 - 280 van 500
- gaorenklopper: Tinus is een grote gaorenklöpper, die wil gien meins in het wark hebben (Hijken)
- gaorenklopper: Aj mit zo'n gaorenklöpper etrouwd bint, dan muj het edaone hebben um het geld (Ruinerwold)
- gaper(d): Ie mussen oen gaperd maor lös edaon hebben (Zuidwolde)
- garf: Een hoeve op de gaarve hebben
- garstenmeel: Aj mooi vleis hebben wilt, dan moej het zwien voren met garstenmeel (Sleen)
- gat: Een groot gat in de haand hebben
- gat: Den möt wat veur het gat hebben
- gebakkien: Doe zij in de kraom mus van een jong oet Zweel, wol hij heur niet hebben en toen bleven de aolden me
- gebakkien: Wie zul heur det gebakkien bezörgd hebben
- geboorteakte: Ik mus een ofschrift hebben van de geboorteakte (Barger Oosterveld)
- gebrekkig: Hai löp zo gebrekkig, hai kon wel ain breuk hebben (Valthermond)
- gedachtenis: An buurvrouw hebben wij een mooie gedachtenis (Norg)
- gedoe: Hie zat mar te knipogen naor dat wicht, hie wol zeker wat gedoe hebben (Oosterhesselen)
- gedoe: Wi'j gedo met mij hebben? (Dwingelo)
- gedoe: Ik wil der gien gedoe met hebben
- gedoe: Met dat volk wil wij niks gien gedoou hebben (Eext)
- gedrag: Aj nou solliciteren wilt, maj wal een bewies van goed gedrag hebben (Zwiggelte)
- geduld: IJ moet een hoop geduld hebben met die jong (Gasselte)
- geduld: Daor moej een zakvol geduld bij hebben (Klazienaveen)
- geduld: Die het geld van hum hebben möt, die möt mor geduld geven (Sleen)