U zocht voorbeeldzinnen met daarin "het"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 261 - 280 van 500
- algemien II: Het is gien knap persoon, mar hiel aordig en algemien
- alle: Ik heb het op alle maneier probeierd (Barger Oosterveld)
- allegaar: Wij gaot allegaor an het feest (Drouwen)
- allegaartien: Het was een rommeltien, zo'n allegaartien (Barger Oosterveld)
- allemèenschen: Allemensen wat regent het haard (Emmer Compascuum)
- allement: Koom der nou mar is mit op het alement
- allement: En daorop mus de meester op het allement
- allendeksel: Op dei bruloft gung het nog al wat om weg, ze hadden allendeksel te veul (Vries)
- allendonder: Alledonders nog an tou, nou het die jong weer bai de krudoorns zeten (Roderwolde)
- allendonder: Het was deftige boel heur, de vrouwlu waren allendonder heel in het lang (Hijken)
- allendorie: Wij kriegt van het jaor allendorie veerskalver (Vries)
- allendrommels: Het zint allendrommels maanlu (Eext)
- allenduker: Het was alleduikers duur (Padhuis)
- allenduvel: Het hef allerduvelst regend (Sleen)
- allenmieter: Het waren allenmieter bollen
- allenmieter: Het binnen allenmieter nog eerappels, ze hebben ze lange niet schone rooid
- allenmieter: Het was allermieters mooi weer (Sleen)
- allenmieter: Allemieters, wat is het een natte boel tegenwoordig (Nijeveen)
- allennig: Die man bleef allennig veur het wark zitten (Coevorden)
- allennig: Ik heb het riek allain (Tweede Exloërmond)