U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heui"
Resultaten 261 - 280 van 360
- schamper: Ze hebt mor een schamper beetie heui (Hooghalen)
- schieveloop: Mit de schieveloop trekke wij het voor heui strak (Havelte)
- schieveloop: Mit mudden rogge hadden ze een dubbele schieveloop; mit rogge of heui een kleine schieveloop (Pesse)
- schommeln: Het schommelt er een beetien umme, ow het redt mit heui van het jaor (Ruinerwold)
- schop I: De schop zat vaast an de schuur. IJ kunden er in opbaargen: zudden, baggel, törf, heui, waogens of (Eext)
- schoten: Van heui zeden wij opsteken en van
- schouwen: Een kniene schouwen is kieken of het een heui of een ram is (Dwingelo)
- schudden: Wie motten het heui nog schudden
- schuur: Dit zommer hebbe wij het heui mooi dreug in de schuur kregen (Beilen)
- schuurheui: Schuurheui is duur heui
- Sint-Steffen: Met Sint-Steffen kreeg één koe van de buren een lekker toppien heui (Oosterhesselen)
- sjomperig: Het laand is daor zo sjomperig, ie kunt daor haoste gien heui dreuge kriegen (Hollandscheveld)
- sleephark: As het heui dreuge was, deej het met een sleephark in riegels en dan op de wagen
- sleutern: Niet zo sleutern met het heui (Coevorden)
- slop I: Het heui veur de koenen valt deur het slop op de del (Padhuis)
- sluchtern: Hai sluchtert mit het heui over het huil aarf hen (Emmer Compascuum)
- smèren: Ik zal de wagens even smeren, want wij wilt morgen hen heui halen (Ruinerwold)
- smietöpper: Eerder zetten ze het heui, as het nog niet goed dreuge was, in smietöppers (Broekhuizen)
- spiel: Het peerd trekt het heui deur de spielen van de reep (Eext)
- spitschoffel: um veerkaante blokken mes of heui of te stikken (Geesbrug)