U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lekker"
Resultaten 261 - 280 van 280
- wollig: Jonge knienen bint zo lekker wollig (Eext)
- wortel: Een wortel is lekker, as hij mar niet pieresteek is (Koekange)
- zaandbrummel: Een zaandbrummel is klein mar lekker (Koekange)
- zaligheid: Wat een zaligheid zo lekker te können slaopen (Kerkenveld)
- zalm: Zalm, gerookt of oet blik is allebei lekker (Borger)
- zasemen: Het huuft niet altied lekker te wezen, as het mar zasemt, zee mien moe vrogger (Coevorden)
- zeupien: Morellen op sap is een lekker zeupie (Eexterveen)
- ziedvak: Het zit lekker in de ziedvakken van de karke (Hoogeveen)
- zieperig: Die walneuten bint niet lekker, zie smaokt zo zeeipig (Eext)
- zitten: Hij zat lekker te eten (Schoonlo)
- zoegepapen: De zoegepaapies bleuit mooi en roekt lekker (Wapse)
- zoel II: Het is lekker zoel weer (Hijken)
- zoelen: Zo'n snorrebot, wat zoelt dat lekker (Sleen)
- zoepenbrij: Zoepenbrij met rezienen is lekker (Balloo)
- zoering: Het blad van de zuring is lekker; wij eet het asmangs (Eext)
- zölfbakken: Die zölfbakken stoet was geweldig lekker (Sleen)
- zunnebotter: Knollebotter was stark en niet lekker; zunnebotter haj in de zomer (Zuidwolde)
- zwezerik: De zwezerik van een kalf smaakt lekker, zegt ze (Klazienaveen)
- zwoor: Een zwoor vin ik lekker; kuj lekker lang op kauwen (Nieuw Amsterdam)
- zwoor: As het spek good braon is, dan bint de zwaorties lekker knapperig (Beilen)