U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mooi"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 261 - 280 van 500
- everlassen: Hij har een mooi èvenlessen vessien an (Ruinen)
- feest: Wij hebben lapt en toen hebben wij een mooi feesie bouwd (Erica)
- feest: Het was mij daor weer mooi feest!
- femeln: Hol hum in de gaten, hij kan mooi femelen, zundags veuran in de karke, maar hold hum in de weke bute (Meppel)
- fetsoen: Het is mooi aj oen kiender in fesoen en ere groot kunt brengen (De Wijk)
- fezanthen: Een fezanthen is niet zo mooi as de haan (Emmen)
- fiegelwark: Kantklossen is mooi, mar het is zo'n fiegelwark (Weerdinge)
- fiemeln: Wat kun ie mooi fiemeln met Otie (Rolde)
- fien: Hij hef het eggen daon en het laand lig der nou mooi fien bij
- fien: Het is een mooi jurkien mit een fien warkien der in (Meppel)
- fiets: Ik heb hum mooi op de fietse
- fietser: mooi
- figuur: Die vrouw hef nog een mooi figuur (Klazienaveen)
- figuur: Dat is een een mooi figuur
- flabberachtig: Dat is mooi flabberachtig voer
- flacon: Drentsche wichter maokt heur mooi met pakkies an en kleden, met gold en zulver; ze draogt flacons in
- flappen: Mooi en mal flapt ze der oet (Beilen)
- flèerder(d): Wat is dat een flèerderd, die kan je zo mooi um de bek flèren (Sleen)
- flemen: Hij zit altied mooi met hum te flemen (Zuidwolde)
- flèren: Wat is dat een flèerderd, die kan je zo mooi um de bek flèren (Sleen)