U zocht voorbeeldzinnen met daarin "non"
Resultaten 261 - 280 van 325
- taaien: Non is het mooi weer, non kuw hum taaien (Sleen)
- tabakskauwer: De tebaksproemer is non bijna verleden tied (Kloosterveen)
- tamper: De droeven zint non nog wat tamper, omdat ze nog niet goed riep zint (Zwiggelte)
- tegenbörselen: Hol je non mor is stil, aal te tegenbörseln (Stieltjeskanaal)
- televisie: Veur de aolden is het mooi dat er non televisie, ...tillevisie is (Sleen)
- tobben: Zits do daor non nog met te tobben? (Stieltjeskanaal)
- toch: Non hef e het toch nog daon (Stieltjeskanaal)
- toe II: Toe jong, toe non! (Zweelo)
- toegeven: Aj non albeide wat toegeeft, dan bi'j zo bij mekaar
- tolroden: Tolroden zint een soort appels. Non is die soort oetstörven. Het was een vuurrooie vrogge appel in
- tong: Wel zul der non wèer over de tonge gaon
- touw: Ik heb het pèerd al hoelang in touw had; schiet non mor ies een beetien op
- trouwgelegenheid: Non moej mij niet in 't trouwgelegenheid schuppen (Hijken)
- tureluurs: Kind, zit non ies even stil en hol op met dat gefriemel. Daor word ik ture
- tuunvrucht: Ik heb de toenvruchten der in, non kan het gruien (Gasselte)
- umhands: Wat hej non amans had, de hele bool steet op kop (Drouwen)
- umrollen: Ik kan niet op ien zied liggen te slaopen; ik moet mij zo non en dan even umrollen (Emmen)
- umschoelen: Ze hebt gien wark meer. Zie wordt non umschoeld (Sleen)
- underdeur II: Zunde dat die koe onkant is, non moew der met de pries underdeur (Stieltjeskanaal)
- underrok: Vrogger zeden ze underrok, non underjurk (Odoorn)