U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pèerd"
Resultaten 261 - 267 van 267
- zakbaand: Dat is zo'n mak pèerd, die kuj an een zakbaand mennen (Zweelo)
- ziedlip: Dat pèerd mag wal twee ziedlippen an het iezer hebben, want aans hol ie der gien iezer under (Zwiggelte)
- ziek: een pèerd
- zudde: Dat pèerd dat is zo'n zudde (Sleen)
- zule: Wij ment het pèerd veur de zule (Wapse)
- zwartköl: Een zwartköl pèerd (Emmen)
- zwik I: Het pèerd rukde met geweld an, en doe was het hiele zwikkien kepot (Sleen)