U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stuk"
Resultaten 261 - 280 van 352
- streep: Dat stuk iezer het een deursnee van 3 streep
- stront: Dat was een kompagnon van een stuk stront
- strop: De strop is het underste stuk van het halsholtzeel (Sleen)
- stuk I: Daor lust mij ok wel een stuk van (Klazienaveen)
- stuk I: Dat is een slecht stuk land (Barger Oosterveld)
- stuk I: Stuk om stuk, dat is liekom buten
- stuk I: Hai het geliek, hai blif op zien stuk staon
- stuk I: Hij hef een mooi stuk in de kraag, ...in de kont
- stuk I: Der was een dik stuk wind (Zweelo)
- stuk I: Wij moet dat koegien mar een jaor overlopen laoten, dan komt er wat mèer stuk an
- stuk I: Het is een stuk hen twaalf uur
- stuk I: De rogge was der al een stuk hen of
- stuk I: Het was een geweldig mooi stuk (Grolloo)
- stuk I: Een stuk is een mooie slanke meid (Ruinerwold)
- stuk I: Dat is een zwaor stuk vrommes
- stuk I: stuk
- stuk I: Een stuk gaoren is tien twiesten en een twiest is twee knap, maar een stukkien is vief knap
- stuk I: Hie hef drie kaort stuk
- stuk I: Ik heb nog een stuk ekocht
- stuk I: een stuk of wat