U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 261 - 280 van 413
- ponse: Liefken vol en ponsken stram/In alle eeuwigheid Amen
- pootschoet: Achter de ploeg hadden ze eerder een poter lopen met een pootschoet vol erpel (Borger)
- proemenkreuze: Ie neemt zes proemen de man en de man ook een haandtien vol rezienen. Det muj koken in roem water. A (Hoogeveen)
- prullaria: De hiele kast stun vol met prullaria (Sleen)
- prumeln: Hai zegt niks, mor hai prumelt mor aal deur; hai krig het lief wel vol (Valthermond)
- puilen II: Met een vol karbies lopen te puilen (Rolde)
- puut: Mit Paosen kriegen wie een pute vol neuten (Roswinkel)
- rafeln: Hij hef hum de peinze vol erafeld (Dwingelo)
- rageldob: De rageldob is vol, wij moet de ask oetscheppen (Sleen)
- raggeln I: Hij zat zo vol, hij raggelde an ene deur (Hoogeveen)
- raggeln II: Hij hef hum de hoed vol eraggeld (Zuidwolde)
- raggen I: Hij hef hum de pokkel goed vol ragd (Exlo)
- rakelings: De kor was zo vol, hie kun mar raokelings under de baander deur (Eext)
- rangen: Wij moet nog een körf vol bonen rangen (Hijken)
- regenvat: Ous regenvat zit vol dikkoppen (Norg)
- ridderspoor: De hiele tuun stund vol riddersporen (Padhuis)
- rien I: Hie hef zien eigen goed red, hie hef de kast vol met iegengered goed (Sleen)
- robbe: Die jong zit vol streken, een echte robbe (Borger)
- roem II: Het hiele roem van het schip wuurd vol törf stapeld (Padhuis)
- roem II: As het roem eerst maar vol was, dan scheut het al weer op mit het eerappelladen (Barger Compascuum)