U zocht voorbeeldzinnen met daarin "volk"
Resultaten 261 - 280 van 292
- volk: Ons kent ons en Job kent zien volk
- vrij II: Het volk lop wat vrij
- vrijof: Wij hebt vanaovend vrijof; oos volk bint vort (Rolde)
- vrumd: Der löp vrömd volk rond (Hijken)
- waarnimmen: Doe ie de groeten an oen volk?
- wagenwasker: Het volk lop de straot langs en kik naor de waogenwasker
- wankeln: Ik hebbe gisteraovend nog tegen oes volk zegd, dat ij niet wankelden in je overtuging
- warkhoes: In het waarkhoes, ...aarmhoes zit volk dat van jaoken kreg (Eext)
- warmbloed: Dat is een warmbloedig volk (Grolloo)
- waskern: *As de kat zich waschert, komt er volk (Padhuis)
- waskoker: Bij oons volk hebt ze nog een gimmeleren waskoker (Gasselte)
- wasschupsneuger: De wasschupsneuger gung bij het volk langs met een stok, waoran een strikkien zat; wussen de mèensc (Oosterhesselen)
- wat III: Oeze meid heur volk hebt wal wat
- wat IV: Wat veur volk is dat eigenlijk (Beilen)
- weelde: Het giet het volk net as de maden; het valt van weelde uut het spek
- weer IV.: Het volk kwam allemaole in de weer (Nijeveen)
- wegfoegeln: As der volk an kwam waor ze niet op verdocht waren, dan mus de rommel gauw even wegfoegeld worden (Emmen)
- wegfosseln: Aj een stokkie koke bij de koffie hadden en der kwam onverwacht volk, dan fokselde ie die koke gauw (Pesse)
- wel II: Der komt wel an; zuw volk kriegen? (Emmen)
- winber: In een winbere hoesholling, daor is al het volk an het verdienst