U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vrouw"
Resultaten 261 - 280 van 385
- schierigheid: An die vrouw is ok niks gien schierigheid an (Klazienaveen)
- schobber(d): Partie schobbers van kèrels behandelt de vrouw as een vodde
- schommelkarn: Ze zeggen wel is tegen een dikke vrouw van schommelkaarn (Roderwolde)
- schöt: Die vrouw is aaid op schöt, het is een schötterd
- schötteldoek: Dei vrouw dreugde de koppies of met een glidderige schuddeldouk (Emmer Erfscheidenveen)
- schrobben I: Zie hebt die kerel de hoed vol schrobd, doou e weer zo raor preuit over zien vrouw (Eext)
- serpent: Een ondeugend serpent huuft niet beslist een vrouw te wezen (Oosterhesselen)
- sikkig: Die vrouw kan altied zo sikkig doen, der is niks an (Drouwen)
- slecht: Dei vrouw is heil slecht, dat wordt nich weer (Barger Oosterveld)
- slons: Die vrouw is nooit netties, het is een slons (Schoonebeek)
- slot: Die vrouw haar een golden slottien an het kaarkbookien (Wapse)
- smotse I: Die vrouw, dat is een dikke smotse (Wapserveen)
- snap I: Hie hef de vrouw ok op snap
- snaphaan: Wat een snaphaan van een vrouw
- snaterkont: Die vrouw, die kan er wat van, dat is zo'n snaterbek (Erica)
- snibbig: Die vrouw kan zo snibbig praoten, het is net of ze altied kwaod is (Peize)
- snibbig: Die vrouw gaf zo'n snibbig antwoord (Zwinderen)
- sniggel: Een sniggelie is een bijdehande, niet zo gemakkelijke vrouw (Borger)
- sniggel: Een kwaoie vrouw is een sniggel (Exlo)
- snörken: As ik op de rug lig te slaopen, dan kan ik zo lekker snörken, zeg mien vrouw. Dan gef ze mai een dr (Peize)