U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 261 - 280 van 376
- riep III: Dat wicht is vroug riep (Roden)
- roest II: Dat wicht mag ik niet, het is een kwaod roest (Eext)
- rok I: Het wicht is mit de rok boven de kop thoes kommen
- rood II: Dat wicht hef rood hoor (Barger Oosterveld)
- ruuk: Het wicht hef wat ruuk achter de oren daon (Eext)
- schaande: Zie praot er schaande van dat e dat wicht zitten laoten hef (Eext)
- schandaal: Het is een schandaol, zoas dat wicht er bie lop (Barger Compascuum)
- schaop I: Dat is zo'n schaop van een wicht! (Erica)
- scharreln: Hij scharrelt al een paar maond met dat wicht (Padhuis)
- schatvat: Kiek dat wicht is lopen in die kört rokkies, net een schatvat (Eext)
- scheet: Wat een scheet van een wicht
- schetendreet: Dat wicht is wel zu'n schetendreet! (Rolde)
- schier: Dat is wal een schier wicht (Hooghalen)
- schier: Hij was er schier met verlegen, met dat wicht (Wijster)
- schiethoos: Dat wicht giet vast niet allèn op pad, dat is zo'n schietzak (Oosterhesselen)
- schodderig: Wat lop dat wicht er toch schodderig bij, het is gien gezicht (Oosterhesselen)
- schoftien: Hij het al een schoffie met dat wicht lopen (Een)
- schol II: Dat wicht is gek op schol (Emmen)
- schot I: Dat wicht, door wi'k nog een schot op waogen
- schreminkel: Dat wicht dat is toch een schreminkel! (Weerdinge)