U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geld"
Resultaten 281 - 300 van 423
- pensioen: Ze was een mèensk met wat geld en had een klein pensioentien
- permenenten: Veur gien geld laot ik mien haor permenenten (Zeyen)
- pikpan: Hie hef der wel veur zörgd dat e aal het geld van zien aold mèensk in de pikpan kreeg (Eext)
- plank: Ik wil geld op de plaank
- poffen II: Kuj mij poffen, ik heb gien geld bij mij (Fluitenberg)
- pond: Opstrieken döt boter verkopen, mor de ponden brengt het geld an (Sleen)
- pongel: Een pongeldien met geld (Oosterhesselen)
- potter(d): Een potter is iene, die geld an het oppotten is (Wapserveen)
- prestaotsie: Het was een heile prestatie um zoveul geld bie 'nkanderk te kriegen (Barger Oosterveld)
- presteren: Hij hef niet veul presteerd veur dat geld (Anderen)
- puut: Hij hef in de buse nog een hele pute, ...knippe mit geld (Uffelte)
- rechterhaand: Hij har het geld in de rechterhand (Barger Oosterveld)
- regen I: Regen in de gaarste/Geld in de kaaste (Dwingelo)
- rei II: Hij zit rei in het geld (Broekhuizen)
- reizerij: Hij gaf een boel geld oet an zien reizerij (Sleen)
- rente: Aj der genog van hebt, kuj je geld het beste op rente zetten (Beilen)
- rentenier: En dan haj ook nog renteniers, die hadden zoveule geld op rente staon dat ze van de rente lèven kun (Hollandscheveld)
- riekelijk: Hij hef riekelijk veul geld oetgeven (Eext)
- riskant: Het is riskant um der veul geld in te stoppen (Sleen)
- ritsen: Hij ritst het geld haost oet joen handen (Barger Compascuum)