U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heui"
Resultaten 281 - 300 van 360
- sprok: Het hef fel edreugd; het heui begunt sprok te worden (Ruinerwold)
- stalbotter: Deurdat er veul meer heui en knollen voerd weurden, was de stalbotter slim hard en had zowat gien kl (Kloosterveen)
- stang: Vroeger staken ze wel een iezern stang in het heui um te zien of het ok te hiet was (Buinen)
- staoverig: Het heui is staoverig (Dwingelo)
- steekiezer: Wij hadden een stikiezer um de temperatuur van het heui te meten
- stippen: Wai mugden eerder gien emmer met waoter in de krub staon laoten, want dan stipten peer het heui der (Eexterveen)
- stoppen: Wij stopten de appels in het heui (Hijken)
- strèeiöpper: *Aj het heui in streiöppers hebt, hej het half in hoes (Hooghalen)
- stro: heui (Wapse)
- stroomlaands: Stroomlaands heui
- takkebos: heui (Wapse)
- teem II: Wij hebt het heui ien temen liggen (Nijeveen)
- teemöpper: Het heui in teembulten doen (Uffelte)
- teep: Doe mij de teep even, ik wil wat heui tepen (Klazienaveen)
- teep: Mit de (heui)tèpe een gat in de bult trekken (Nieuw Schoonebeek)
- tepen: Doe mij de teep even, ik wil wat heui tepen (Klazienaveen)
- todde: Wij kunt het heui niet holden, der blif nog een toddegien over (Sleen)
- todde: Der lig nog een torre heui (Emmer Compascuum)
- toer: Heui van oeverlaanden is best heui, mar mit een nat zomer een toere um het binnen te kriegen (Havelte)
- toeschoeven: Ik zal het vee wat heui toeschoeven (Fluitenberg)