U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hiel"
Resultaten 281 - 300 van 409
- ruk: Het was een hiel rök op de fietse (Nijeveen)
- rukwind: Met die rukwinden bint er hiel wat pannen ofweid (Padhuis)
- rustplek: Wij hadden een hiel ende fietst en wij zuchden een mooi rustplekkien oet (Buinen)
- schabbegien: Een hiel hamel koegien is een schabbegien
- schaopmes: Schaopmes is hiel best op tuunvruchten (Sleen)
- scharmezeren: De aandere mörgen stund hij al hiel vrog op en scharmezeerde al um vèer ure um het huus van de bur
- schienen: Met die nei laamp kunj een hiel eind schienen (Drouwen)
- schildern II: De hiel nacht hew eschilderd bij die keumotte (Zuidwolde)
- schip: Ze kwamen met een hiel schip vol an
- schobberdebonk: Ik heb de hiel dag op de schommeldebom west (Klazienaveen)
- schoefledder: De schoefledder kuj een hiel ende uuttrekken (Uffelte)
- schóffeln II: Zie is een klein , kregel wiefien ...en schoffelt hiel het darp deur
- schooien: Die jongs hebt hiel wat geld bij mekaar schooid (Padhuis)
- schrappen: Aj scheuvellopen lèren wolden, muj eerst hiel wat schrappen doen (Zwinderen)
- siekuur: Hie is hiel secuur op zien goed (Oosterhesselen)
- sierveurwarp: Tegenwoordig wordt er wel hiel veule leer verwarkt in kleding of sierveurwarpen (Broekhuizen)
- sinds: Sinds/sunds ik daor warkt heb, is het er hiel aans worden (Sleen)
- sitsewinkel: Ik geef je veur de hiel sitsewinkel 100 gulden (Sleen)
- sitsewinkel: Ze harren de hiel sitsewinkel, ...sitsekraom buten ezet (Hoogeveen)
- sjankern: As het hiel hard giet, dan begunt de hond nog wel ies te sjankern, mar a'k dan maor zegge: Koest Bel