U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nogal"
Resultaten 281 - 300 van 478
- pinkstern II: Wij hebt er nogal tegen pinksterd, daw het klaorkregen (Sleen)
- pleistern: Zij bleven aoveral pleistern, dus dat duurde nogal wat, veurdat ze aover waren (Hollandscheveld)
- ploeg II: As de golden ploeg op komt zetten, is er nogal gauw ies ruzie (Havelte)
- plukgeld: Hij hef nogal wat plokgeld verdiend bij die verkoping (Dwingelo)
- pochhans: Dat is nogal wat een pocherd; riek reken en aarm tellen (Vries)
- poejee: Ze maoken nogal wat poejee (Eelde)
- pop: Der zit nogal wat poppen in de hoed van die koe (Padhuis)
- popperig: De eerappels bunt van het joor nogal popperig; dat komp van het weer (Barger Oosterveld)
- prevelement: Hij har nogal een hiel prevelement
- priezig: De hoezen binnen hier nogal priezig (Eelde)
- prikkelhoest: Mien vrouwe hef nogal vake last van prikkelhoest, wanneer ze van de kolde in de warmte komp (Havelte)
- probleem: Die man hef nogal aordig problemen met zien kinder (Sleen)
- proesten: Hij proest er nogal wat tegen
- psalm: Nou gauw psalm 119 zingen met de jas uut en de pet of, want dat duurt nogal even (Schoonoord)
- puil: Het is nogal een hiele puiel; za'k je hum even op de nak helpen? (Stieltjeskanaal)
- rapallie: Der kwam nogal wat repallie op of (Eelde)
- ratelslag: Der zat in det onweer vannacht nogal een lelijke ratelslag in (Ruinerwold)
- rauw: Ze bint daor nogal rauw in de mond (Nijeveen)
- rechts: Van hoes oet bint ze nogal rechts
- rede: Hie hef nogal een hiele rede holden (Sleen)