U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stuk"
Resultaten 281 - 300 van 352
- stuk I: Doe mij mor een stuk of wat spiekers (Emmen)
- stuk I: Hij mot eerst weer op stuk kommen en dan zal e zuk wel weer zeein laoten
- stuk I: Hij is nog goed bij stuk
- stuk I: bij 't stuk
- stuk I: Maor op stuk van zaken hölpen ze mekaar aaid
- stuk I: Hij kun niks meer zeggen, hij was hielmaol van stuk (Odoorn)
- stukloon: Veur wat per stuk betaald weur, weur stukloon geven (Emmen)
- teistern: De kweken in dat stuk land heb wij flink teisterd met de eg (Zweelo)
- timmern: IJ moet aal niet op de roeten timmern, zie kunt wel stuk (Eext)
- titel: Ik kan mij de titel van het stuk zo niet meer herinnern (Zweelo)
- tocht I: De Duutse tocht is een stuk riw, dat bruukt wordt um een wan te maoken. Het is van iezer en het blad (Eext)
- toe-iegen: Hij hef zuch het dikste stuk vleis tou-eigend (Barger Compascuum)
- toedenken: Dat stuk laand ha'k je toedacht (Zweelo)
- toog II: Eerder bie de processie hadden een stuk of wat misbedeinders rooie togen an (Barger Oosterveld)
- törflien: is een stuk touw um de törfdieken recht an langs te zetten (Geesbrug)
- törfvlok: Eerder meuken wie as kwajongen sigaretten van törfvlok; vlok in een stuk aolde krante, dei dichtspe (Barger Oosterveld)
- traonenflessie: Een traonenflessie het zo'n ding ok wal, en dat is een typisch stuk diggelgoed, dat allien in de hun
- trekken: Zie trökken hum mit een stuk holt aover de ribben
- twie: Hij haf dat stuk sukkelao in tweien broken (Nieuw Schoonebeek)
- twiehands: ...en een dik stuk was einhands (Peize)