U zocht voorbeeldzinnen met daarin "volk"
Resultaten 281 - 292 van 292
- wisselloper: Wissellopers, dat is schadelijk volk
- woonwagenvolk: Woonwaogenvolk is reisbaor volk (Eext)
- wörteldag: Op worteldagen zit het volk in de achterkamer (Hijken)
- zat: Ik hoop dat dat volk gauw ofnokt, ik bin ze slim zat
- zegen III: Wat een hoes vol volk, daor bint wij mooi gezegend met (Oosterhesselen)
- zo: Der is zo'n volk hengaon (Sleen)
- zoel I: Kwaojonges mugt geern met de zoel stoef an het glas langs gaon um het volk in hoes te laoten schrikk (Eext)
- zond: Dag volk, nog zond? (Vries)
- zoogien: Dat volk, dat is een zoogie (Exlo)
- zullen: Zie zult volk oet Amsterdam overhebben (Eext)
- zunderling I: Grietien is een zunderling; het kröp vort, as der volk komp (Exlo)
- zwao: Wij waarkten met elf zwao volk of drie en daartig man, boeten de hokker en een paor rievers