U zocht voorbeeldzinnen met daarin "alle"
Resultaten 301 - 320 van 341
- vingerknaoke: Hij is lillijk vallen, hij hef haost alle vingerknaoken kapot (Erica)
- vleien: Een riek mense vleit oos alle dree wal
- vliegen: Die zet alle veugelties vliegen
- vliegen: Je moeten de koien even opholden, aanders vleigen ze alle dammen in
- voelbommenholt: Alle holt is voelbomenholt; aj der op schieten, stinkt het (Roderwolde)
- vogel: Die zet alle veugelties vliegen (Hollandscheveld)
- vol II: Een volle knecht is veur alle dagen (Padhuis)
- volk: Ik zal je priezen in alle kerken, waor gien volk in is
- vree I: Ien die over zuk hen lat lopen, hooldt met alle mèenschen vree (Schoonebeek)
- vrijigheid: Dat mot in alle vrijigheid gebeuren (Zwinderen)
- vrogte: In alle vrogte trokken ze der al op uut (Klazienaveen)
- vrogte: Ik bin in alle vroougte hen het laand west (Gieten)
- vrouw: Alle boerenvrouwen weurden anspreuken as: vrouw ... (Emmen)
- vrouwlu: Op die bruloft waren alle vrouwlu in het lang (Beilen)
- waor I: Veur alle waar moej een koper hebben (Hijken)
- warempel: Ie hebt warempel alle bloemen of eschoffeld (Broekhuizen)
- warschienlijkheid: Naor alle warschienlijkhaid het hij der guster henwest (Eelde)
- wèeien: Hie weit met alle winden met
- wegnimmen: Die bomen namen alle zunne vort (Beilen)
- wetering: Hie kende daor ieder draodpaoltien en alle sloten en weteringen