U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geld"
Resultaten 301 - 320 van 423
- roem III: Hij zit roem in het geld, ...de kleren, ...in het voor (Sleen)
- rol: De volmachten hebt hier een rol anschaft van het geld van het jachtveld. Elke boer kan hum gebroeken (Sleen)
- rondkommen: Hij komt nich rond mit zien geld (Nieuw Schoonebeek)
- rugge I: Het geld wast mij niet op de rug (Een)
- rugge I: Het geld gruit mij niet op de rogge (Broekhuizen)
- schep: Een grote hoesholding kost een schep geld
- schiet: Niet zo rejaal, het is hier gien peerdtien schiet geld (Hoogeveen)
- schieten I: Wij zulden geld schieten
- schimmel: Geld mot in bewegen blieven, aans komp de schimmel der op (Eext)
- schip: *As het schip met geld komp, krieg ie het (Dwingelo)
- schip: Het schip mit geld is in antocht, mar het lig nog neet bij de Echtense meule (Fluitenberg)
- schommel: Hie möt op de schommel um geld te kriegen
- schooien: Die jongs hebt hiel wat geld bij mekaar schooid (Padhuis)
- schoonaolders: Aj olden hebt zunder geld, kuj niks an doen, mar aj schoonolders kriegt zunder geld ligt het an oe z (Hoogeveen)
- schuld: Jong gien schuld, aold gien geld (Klazienaveen)
- schuldbrief: Veur lienen van lös geld mussen ie een schuldbriefie tieken (Zuidwolde)
- sier: Zie hebt goeie sier holden van die man zien geld (Oosterhesselen)
- slim: Zoveul geld veur een jasse, dat is mie haost slim genog
- smak I: Hij hef der een beste smak geld veur betaald (Ruinerwold)
- smieten: Hij hef der veul geld tegenan smieten mus um zien bedrief van de grond te kriegen (Barger Compascuum)