U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goed"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 301 - 320 van 500
- gapen: As ien of aander niet goed slut, dan zegge wij: het gaapt wat (Wapserveen)
- gaperig: Het zit niet goed, het zit wat gaoperig (Buinen)
- gat: Het gat jokt mij, det wordt een goed botterjaor (Ruinerwold)
- gauwigheid: Ik mus dat in de gauwigheid doen, en daorum is het niet zo goed wörden (Padhuis)
- gauwigheid: Ze pakten èven goed an en waren der in de gauwigheid mit klaor (Hoogeveen)
- gebeuren II: Het wark is zo goed as gebeurd (Sleen)
- gedachte: Ik heb die daotum goed in gedachten holden (Koekange)
- gedippeteerd: Het besluut is enèumen, mar het mut nog goed ekeurd worden deur de gedippeteerden (Broekhuizen)
- gedoente: Zien gedoente zag der goed uut, alles lag der netties bij (Ruinerwold)
- gedrag: Aj nou solliciteren wilt, maj wal een bewies van goed gedrag hebben (Zwiggelte)
- geef: Goed geef holt (Dwingelo)
- geef: Die appels bint goed geve, die kunt vaste lange duren (De Wijk)
- geef: Hij is goed geve! (Hoogeveen)
- geef: Niet goed geef
- gefissel: Het is wel een gefiesel, mar der möt nog een klein fieseltien of en dan is het goed (Wapserveen)
- geheugen: Dat zal ik ies goed in mien geheugen prenten (Klazienaveen)
- gehok: Dat gehok van de jeugd tegenwoordig, ik wit niet of dat wal zo goed is (Sleen)
- gek I: Met zuk goed loop ij veur gek (Weerdinge)
- gek II: Die kerel is goed gek, riepe veur Zuudlaoren
- gekonkelfoes: Dat gekonkelfoes van je under mekaar bin ik goed zat (Weerdinge)