U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heui"
Resultaten 301 - 320 van 360
- tommeln I: Hij is van het voor heui tommeld (Zweelo)
- top: As ze de iemen naor de haide brengen, stoppen ze het ielgat dicht mit een toppie heui (Emmer Compascuum)
- torregien: Hie kwam in hoes met een klein torregien heui (Eext)
- touwwark: Het touwwark veur het vastbinden van heui (Zweelo)
- transporteur: Met de transporteur hadde wij het heui veul gauwer op de hilde as vrogger met de vörke (Beilen)
- trekhark: Veur heui gebuukten ze een gewone heuiharke en veur stro een holten trekharke (Ruinen)
- tumeln: De lucht tumelt boven het heui
- umdeel: Mieter mar goed zoveul heui umdaal (Schoonebeek)
- umheuien: De onderkaante van het heui is nog gruun, we mut het nog een keer umheuien (Nieuw Amsterdam)
- umöppern: Het heui is niet dreug, maor het is niet vertrouwd dat wij het lusgooit; laow het maor umoppern (Drouwen)
- umslaon: Aj een voer heui schieve laadt, kan het gemakkelijk ummeslaon (Vledder)
- umtuiteln: Het voor heui is oons um etuiteld (Kerkenveld)
- umwenden: We moet het heui nog een keer ummewenden (Wapserveen)
- umzetten: Low die riegel heui mor even umzetten (Emmen)
- umzwillen: Wij moet het heui nog even umzwelen (Drouwen)
- undergres: Undergres brengt heui an (Anloo)
- vaam: Een vaam heui is 1000 pond (Zuidwolde)
- vak I: Hael even wat heui uut het vak (Dwingelo)
- vaten: Heui vaten en koren vaten kan gieneine beter as hij (Nieuw Schoonebeek)
- vergaon II: Dat onderste heui was helemaol vergaon (Hoogeveen)