U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vrouw"
Resultaten 301 - 320 van 385
- stuk I: Dei vrouw valt in twei stukken
- sturen: Hef je vrouw je stuurd? (Sleen)
- sukkeln: Eerst de man overleden, toen de vrouw an het sukkeln en nou dat ongeluk met dat
- sympathiek: Die vrouw hef zo'n sympathiek gezicht (Odoorn)
- taart: Een taorte is een slome, dikke vrouw, ook wat olderwets (Diever)
- talen: Hie hef nooit een vrouw had; hij hef der zöls nooit naor taald
- tenielspeulen: Wat kun die vrouw geweldig mooi toneelspeulen (Weiteveen)
- tenslotte: Tenslotte mout hai mit dai vrouw leven (Emmer Compascuum)
- terecht: Die vrouw, die holdt het wal terecht
- terechtmaken: Zien vrouw was nich in hoes en doe hef e zuk zölf wat eten terechte maakt (Barger Oosterveld)
- tiddeltop: Die vrouw, wat is dat een tirreltop
- toegriepen: De vrouw die greep ok gauw met toe (Sleen)
- toegriepen: Griep maor toe, zee de vrouw, en hield mij een schaole koekies veur (Nieuw Amsterdam)
- toer: Hij har een ongeluk had en doe was zien vrouw helemaol over zien toeren (Anderen)
- toezien: De vrouw mus liedelk toouzeein, hoou of heur kind vortkwiende (Eext)
- tolt: Een vrouw, die het nich zo nauw nemt, is een tolte (Barger Compascuum)
- tont: Die vrouw, dat is een tont
- tonterduze: Die vrouw is een tonterdeuze, ...tonterkont (Buinen)
- tonterkont: Die vrouw, dat is een aolde tonterduze, ...tonterkont
- tontern: Mien vrouw, die tontert op mij (Sleen)