U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wicht"
Resultaten 301 - 320 van 376
- stapvoet: Hie hef nooit nog niks daon, nog gien stapvoet um bij een wicht te kommen
- stee: Het wicht is hier ter stee kommen
- stekeblind: Dat wicht is stekeblind dat ze met die jong giet (Sleen)
- sterrenkieker: jong of wicht, die te hoog kiekt; ze menen dat ze wat bent (Klazienaveen)
- stoethaspel: Ik heb nog nooit zo'n stoethaspel van een wicht zien (Dalen)
- stookhok: De jong en het wicht zit in het stookhok (Eext)
- strubbels: Ze hadden een koppel strubbels, ...trubbels in hoes, umdat het wicht de kop opstak (Eext)
- struven II: 'Zie struuft heur aordig met heur wicht' wur zegd van mèensken, die heur dochter goed an de man per (Rolde)
- stukgoed: Toen ik een jonk wicht was, kochten wij stukgood bij de el (Beilen)
- stut II: Dat wicht is toch zo'n stutte, die lat zich dèur alle jongen bedondern (Hijken)
- stuver: Dat wicht is zo nuver as een stuver
- tel: Dat aine wicht is nait meer in tel door in huus (Valthermond)
- tenger: Het wicht was tenger um het middel (Roswinkel)
- terechtkommen: Geduld wicht, het zal wal wèer terechtkommen
- toeholden: Waor zul heur wicht touholden? (Roden)
- toer: Hie hef al een heel toer met dat wicht gaon (Anderen)
- toksen: Die jong tokst naor dat wicht (Sleen)
- tommeln II: Dat wicht is een echt tongelkattie, iedereen zit er met um te tongeln (Beilen)
- trekken: Ze trekt op dat wicht an as de iemen op de hunnig (Gasselte)
- triesie: Oes klein wicht hef een glenne blentie an zien triesie