U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koe"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 321 - 340 van 500
- overdragen: Die koe drag al een week over (Sleen)
- overloper: Den koe is gust, dat is een overloper (Emmen)
- overstaon: Die koe stiet aover (Hollandscheveld)
- overvo'ren: Hij hef de koe hielmaol overvoord (Zwiggelte)
- paol: Die koe stiet as een paol
- pappe I: *Triene mus melken, melken de koe/Verdorie, zei Trien, de pappe zit toe/ Neem dan een strogien en st
- parsen: Die koe parsde, ...persde der tegen
- pèerd: Waor een peerd west hef, huuft een koe niet meer te kommen
- plaat: Die koe hef hangende platen, ...hangt in de platen
- pleiten: *Wel pleit um een koe, die gef liever een koe (Sleen)
- pleiten: Die pleit um een koe, die gef er iene toe
- plomp I: Die koe gef een beste plump melk (Fluitenberg)
- poel II: Die koe gef een beste pooul melk (Anloo)
- poeste I: As een koe op de stal möt kalven, wörde de poeste over de gröppe elegd, dan komp het kalf niet in (Wapserveen)
- pop: Der zit nogal wat poppen in de hoed van die koe (Padhuis)
- prei: As vrogger een koe staon bleef met het voel, wuur vaak gekookte prei geven veur het lössen (Zwinderen)
- proelen: Wat proelt die koe
- punt I: Die koe hef hoge punten veur het stamboek (Zuidwolde)
- punten II: Een koe punten op een viekeuring (Mantinge)
- rabat: Deur die iene koe kwamen ze almaol op het rebat (Sleen)