U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 321 - 340 van 413
- stief: Het stiet stief vol hoefblad (Oosterhesselen)
- stief: De kiepen hebt de kröppe stief vol (Fluitenberg)
- stienkaor: Laad die stienkaor niet zo vol, dan kuj hum niet schoeven (Emmen)
- stört I: Die krooie vol törf moej niet zo hard tegen het stört ankwakken (Klazienaveen)
- strak: Met een strak gezicht höl hij vol dat hij dat niet daon had (Geesbrug)
- striekend: Het schatvat was striekend vol (Sleen)
- striekend: Een striekende emmer vol melk (Stieltjeskanaal)
- strikkend: Die ummer is jao strikkend vol
- strikkend: De ömmer is strikkend(e) vol (Dwingelo)
- strontton: De stronttun is vol (Emmen)
- stroschuur: De stroschuur zat tot an de nok toe vol (Beilen)
- tabak: Jonges, even tebak, anders holdt wie het nich vol (Barger Oosterveld)
- tabbe: De daoke hangt vol tabben (Padhuis)
- tabor: Dat is al een olde tabor, maor hij zit nog vol koraozie (Vries)
- tas: Ik heb een tas vol bosschuppen haold (Gieten)
- tipkladde: Ze haar een tippörlie vol oelevellen kregen (Roderwolde)
- toete I: Hij lop mit een toeten vol bieskes
- tokse II: Hij zit vol minne tuksen (Zuidwolde)
- tor: De hardschilde bonen zit dit jaor vol torren (Odoorn)
- torenklok: Oze torenklok hef een mooi vol geluud (Ruinen)