U zocht voorbeeldzinnen met daarin "was"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 321 - 340 van 500
- behelpen: Het was een behelpen met dat slechte geriedschup (Sleen)
- behèurlijk: Dei som was beheurlijk stoer (Emmer Compascuum)
- beholden I: Het was een bunder grond, beholden grond was 96 roe
- bejagen: Op de mark was niks te bejagen (Oosterhesselen)
- bejaord: Hij was wel bejoord, maar toch nog krègel (Nieuw Schoonebeek)
- bek: Het was op het bekkien of
- bek: Het was warm, de vogels hadden de bek los (Barger Oosterveld)
- bekken I: was van holt veur de slacht en van koper veur de melk en was van binnen vertind (Oosterhesselen)
- bekken I: kleintien was, was het een bekkentien (Sleen)
- bekkenwiep: Veurdat de pannespons der was, broekten wie altied de bekkenwiep
- bekschup: De bekschup was opnai oplegd (Gieterveen)
- bekwakken: Die man proemde ok en hij was wel zo netties um de vloere niet te bekwakken (Hollandscheveld)
- bekwakken: Die vogel hef mij de was bekwakt, ... bekwakkeld (Sleen)
- bel I: Hij was an het bellen blaozen (Een)
- belaken: Hij was altied al van plan um mij te belaken (Ruinerwold)
- belanden: Het was kört an, of hij was met de hiele zaak in het water beland (Schoonebeek)
- belang: Het was een drokte van belang
- belangstelling: Der was een hoop belangstelling veur dat hoes (Barger Oosterveld)
- beleg: Dat e daor op terechte kwam, dat was krek zien beleg (Roderwolde)
- beleggen: Dat wicht zee: Ik wol die vent niet hebben, al was hij ok mit gold belegd (Barger Compascuum)