U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zetten"
Resultaten 321 - 327 van 327
- zeum: Ik zal nog een roesie an het zeum langes zetten (Hijken)
- zeurder(d): Die oolde zeurduze hef hier de hiel middag zetten (Padhuis)
- zied: Het is een ieverig kereltie, maor hij kan niet veule uut zied zetten
- zitten: Waor hezze zetten?
- zwienenvoor: Denk ij daj een schooier an taofel hebt zitten um mij daor mor wat zwienenvoor veur te zetten
- zwietsok: zwietsokke um de hals doen en vaaste zetten mit een spelde. De voete möt tegen de hals (Dwingelo)
- zwil I: Wij moet de törf in zwillen zetten (Stieltjeskanaal)